woensdag 25 mei 2011

Plaatjes draaien

Dj Armin van Buuren is een wereldster. Ik lees het in de Volkskrant en die is doorgaans goed geïnformeerd, maar ik heb er toch wat moeite mee om dit feit voor waar aan te nemen. Bij het artikel prijkt een foto van een van zijn optredens. We zien Armin van achteren, hoog en droog achter iets wat een kruising lijkt tussen een spreekgestoelte en een cocktailbar. Voor zijn neus een indrukwekkende verzameling knopjes, lampjes en schijven. Ergens heel ver beneden valt een even anonieme als (vermoedelijk) uitzinnige massa trance-liefhebbers te ontwaren. Armin neemt een van zijn poses aan, de armen hoog geheven, als een triomferende keizer. Hoewel: eerder gewoon als een jongen die uit zijn dak gaat terwijl hij plaatjes draait.

Dit tafereel wekt bij mij om een of andere reden een daverende lachlust op. Dat kan natuurlijk alleen maar betekenen dat ik volledig de pointe mis, want kunnen miljoenen Armin-liefhebbers geheel ongelijk hebben? Snel dus op zoek naar een filmpje, voor een beter beeld van de grootste dj op aarde. Voila, Armin op de danceparade 2008. We zien hem zich voorbereiden op zijn performance. Vriendelijke jongen zo te zien, een beetje een onnozel bakkes. Geboren in het weinig glamoureuze Koudekerk aan den IJssel. Type handige en behulpzame buurjongen die vroeger de videorecorder voor je kwam programmeren. Dan om 21.55: showtime: Armin beklimt de trappen naar zijn muzikale executieplaats, een bordeelrode balconnière die zo mogelijk nog hoger uittorent boven zijn volgelingen dan het geval op de Volkskrantfoto. De eerste ijle, repetitieve tranceriedels weerklinken: beep-beep beepbeep etcetera, ad infinitum.

Wat daarna volgt is een wanhopige poging van de regie om enig verband te leggen tussen het gespring van Armin in zijn trance-toren en de hossende menigte beneden. Armin draait voor de vorm eens aan wat knoppen (van enige daadwerkelijke muzikale interventie lijkt geen sprake), zet zijn koptelefoon op en weer af en weer op. Camera naar beneden: hossende menigte. Camera naar boven: Armin springt op en neer en houdt zijn hand achter zijn oor: let me hear you Dortmundt! Camera naar beneden: hossende menigte. Enzovoorts.

Maar al ging hij op zijn kop staan, hij blijft letterlijk en figuurlijk even ver van zijn publiek als de paus die de mis opdraagt op het Sint-Pieterplein. Een eenzame hogepriester van de trance. Hoewel: eerder gewoon een jongen die plaatjes draait. Op een veel te hoog podium.

woensdag 18 mei 2011

Forza Racing!

Hoera, Racing Genk is gisteravond kampioen van België geworden!
Leuk hoor, maar waarom moet jij, Feyenoordsupporter immers, daar nu zo'n drukte over maken, hoor ik je denken. Toegegeven, mijn voetbalhart klopt nog altijd - zij het zeer zwak en nauwelijks hoorbaar - voor de kwakkelende volksclub uit Rotterdam-Zuid. Maar sinds ik onlangs een match van Racing in het Cristal stadion in Genk heb bijgewoond, heeft deze sympathieke Limburgse ploeg er in mij een fan bij. Of om het op z'n Vlaams te zeggen: ik supporter voor Racing.

Een van de aardige dingen aan deze club is dat het er bij een thuismatch allemaal vrij gemoedelijk aan toegaat: je ziet er veel kinderen, en iedereen eet voorafgaand aan de match rustig zijn fritten of drinkt in de catacomben nog een pintje met bekenden. Wel wat anders dan de grimmige taferelen die ik gewend ben van voetbalwedstrijden in Nederland. Hier geen politie met honden, fouilleringen of spreekkoren die de tegenstander dood door vergassing toewensen of de moeder van de scheidsrechter betichten van prostitutie. Uiteraard wordt er ook bij Racing hartstochtelijk meegeleefd. De tegenstander en vooral de scheidsrechter krijgen er verbaal flink van langs ('Lelleke beest!') en gisteren werd er nog een mobieltje op het veld gegooid (waarop de radioverslaggever opmerkte: 'T zal een goedkope geweest zijn, want hij is helemaal uit elkaar gevallen.') Maar toch: hier heerst onder de fans niet de dolle, aan moordzucht grenzende haat die een bezoek aan een van de grotere clubs in het vaderland tot zo'n onverkwikkelijke ervaring maakt.

Nooit zal ik vergeten hoe ik ergens begin jaren tachtig met een vriend naar Ajax - Austria Wien ging in stadion de Meer. Door een raar misverstand belandden we op de beruchte F-side, het vak met de fanatiekste Ajax-aanhangers. Het is nog zacht uitgedrukt als ik stel dat wij ons tussen deze lieverdjes niet helemaal op ons gemak voelden. Maar alla, we wilden graag de wedstrijd zien en bovendien: je maakt eens wat mee en je hebt thuis weer wat te vertellen. We bleven dus, maar wel zo dicht mogelijk bij de uitgang. Laat in de tweede helft scoorde Austria aan de andere kant van het veld een fatale tegentreffer. De hel brak los op de F-side: hekken werden gesloopt en de fans trakteerden de ongelukkige Oostenrijkse keeper die pal voor hun neus stond op een fikse ijzeren staaf in de nek. De wedstrijd werd onmiddellijk gestaakt en de F-side met een groot metalen hek afgegrendeld. Daar zaten wij dan, opgesloten in een vak met hondsdolle hooligans, terwijl buiten de bereden politie aanrukte en enige peletons van de mobiele eenheid zich opmaakten om met de wapenstok iedereen die naar buiten kwam in elkaar te timmeren. Enfin, we zijn er heelhuids uitgekomen, maar de schrik zat vanaf toen goed in.

Niets van dit alles dus bij Racing Genk. De sfeer is tof, het stadion modern maar gezellig en je krijgt niet alleen een prima pot voetbal voorgeschoteld, maar kunt ook nog eens ongegeneerd luidkeels meezingen met 'Marina' van Rocco Granata. Kortom : volksvermaak in in de goede betekenis van het woord. Toen de blauw-witten gisteravond de beslissende goal scoorden sprong ik ook op en zong:
Waar is da feestje? Hier is da feestje!!

donderdag 12 mei 2011

Beatlemania


Een klassenavond op het Marnix gymnasium in het jaar des Heeren 1979. Ik ben twaalf jaar oud en heb nog maar onlangs kennisgemaakt met het grootste muzikale fenomeen van de twintigste eeuw: de Beatles. De goedheiligman heeft de langspeelplaat 'Beatles' Greatest' door de schoorsteen laten zakken. Zodra de eerste tonen van 'I wanna hold your hand' door de kamer klinken weet ik: niets zal vanaf nu meer hetzelfde zijn. Alles is ineens lichter en vrolijker, een tinteling van geluk gaat door mij heen en ik dans door de kamer.
Meteen ontstaat de dringende wens om mijn nieuwe muzikale ontdekking te delen met anderen, het evangelie van de fab four te verspreiden onder de mensen. De klassenavond biedt het gewenste podium, want iedereen mag zijn eigen muziek meebrengen. Met kloppend hart en mijn gekoesterde lp onder de arm vertrek ik op de bewuste dag naar school. Na een lange dag wachten is het dan eindelijk zo ver: beschroomd betreden de eersteklassers het feestlokaal, dat versierd is met slingers en belicht met fel gekleurde spots. De leraar, een rasechte babyboomer met baard en spijkerjack, inspecteert de meegebrachte elpees. Goedkeurend mompelt hij iets als hij op mijn Beatlesplaat stuit. 'Daar beginnen we maar eens mee' roept hij monter. Inwendig juich ik: nu zal iedereen eens wat meemaken! Even later schalt 'She loves you' uit de speakers. Aarzelend worden de eerste danspassen gedaan. Maar dan klinken er protesterende geluiden: 'wat is dit voor ouwelullenmuziek?' roept een hippe klasgenoot. 'Zet eens wat beters op'. Ik krimp ineen. 'Neen, nee', zegt de leraar, 'dit is toch hartstikke leuk?' 'Boe!' roept een meisje (op wie ik stiekem verliefd ben) 'we willen iets anders!'. De hippe jongen is al naar de draaitafel gesneld en met afgrijzen kijk ik toe hoe hij mijn plaat afzet en de lp 'Queen Live Killers' tevoorschijn haalt. 'Dit is tenminste muziek' verklaart hij triomfantelijk. Even later dreunen de affreuze rockstampers van Freddy en zijn maten door het lokaal. Iedereen danst, het feest is losgebarsten en de Beatles komen de rest van de avond niet meer uit hun hoes.
Deze slag ben ik nooit meer helemaal te boven gekomen. Zeker, altijd ben ik de Beatles trouw gebleven en ik draai hun muziek nog bijna dagelijks. Maar ergens ben ik nog altijd een heel klein beetje bang dat iemand ineens opstaat en de plaat afzet.

donderdag 5 mei 2011

Bieb


Een bezoekje aan de plaatselijke bibliotheek: een mooiere afsluiting van de dag kan ik me niet voorstellen. Ik wandel het moderne pand in de dorpsstraat binnen en installeer mij aan een tafeltje in de ruime leeshoek. Ik blader wat door Vrij Nederland en HP/De Tijd. Maar eigenlijk kom ik hier voor iets heel anders. Vanuit mijn ooghoek zie ik ze zitten: de 'bibliobende', het trio bejaarden dat je hier elke dag en bijna elk uur aantreft, gezeten op hun scootmobiel.
Ik ben precies op tijd om weer een boeiende conversatie op te vangen: 'Vanavond dodenherdenking', zet de meest linkse van het trio op luide toon in, terwijl hij zijn krant laat zakken. 'Twee minuten stilte', voegt hij er ter verduidelijking aan toe. 'Ja, ja, het is weer zo ver' sluit de man rechts van hem aan. Ze turen wat moedeloos naar elkaar over het stuur van hun scootmobiel heen. De conversatie dreigt dood te bloeden. Gelukkig neemt de derde en meest pientere van het stel de fakkel over. 'Een man van veertig' leest hij voor uit de krant die hij op zijn dashboard heeft uitgespreid, 'heeft met zijn nichtjes naar pornosites zitten kijken.' Hij schudt zijn bebaarde hoofd. 'Dat is toch niet normaal, of wel soms?' De anderen brommen instemmend: nee, dat vinden ze beslist niet normaal.
Een van hen zag ik laatst in het park foto's nemen van een klas schoolkinderen die aan het sporten waren op het gras. De andere kwam ik in de Haarlemmerstraat tegen met een een plastic tas vol dvd's. De tas viel van zijn scootmobiel en de dvd's met veel vrouwelijk vlees op de voorkant vlogen over straat.
De pientere van het stel springt plotseling op. Hij heeft een vrouw gespot die bij de onbemande klantenbalie staat te wachten op assistentie. De zelfverklaarde hulpbibliothecaris draaft naar haar toe. 'Wordt u niet geholpen?' vraagt hij. 'Zal ik even iemand voor u roepen?' 'Nee hoor, dank u wel', antwoordt de vrouw benauwd. 'Er komt vast zo wel iemand.' Maar de pientere is al op de dichtstbijzijnde bibliothecaresse afgestormd. 'Juffrouw, juffrouw!' roept hij met een kracht die de hele leeshoek uit zijn lectuur doet opschrikken, 'die mevrouw wordt nog niet geholpen!' Zuchtend komt de bibliothecaresse aansloffen. 'Zonder jou zou het hier een zootje worden,' zegt de eerste man, als de pientere zich weer bij hen heeft gevoegd. Tevreden sta ik op en keer huiswaarts.

woensdag 4 mei 2011

Altijd oorlog


'Is er oorlog geweest dan?' vraagt een vriend mij altijd olijk, als ik weer eens van wal steek over mijn grote fascinatie, de Oorlog. Daarmee doel ik uiteraard op de Tweede Wereldoorlog, hoewel ook andere oorlogen zich in mijn warme belangstelling mogen verheugen. Maar het is toch vooral die laatste wereldbrand waar ik warm voor loop en die mij van jongs af aan obsedeert.

Als kind rende ik rond met een plastic geweertje en zo'n rare platte, veel te grote Britse legerhelm op mijn hoofd. Met mijn vriendjes speelde ik met dodelijke ernst een oorlog na die mijn ouders nog hadden meegemaakt, maar die ik – helaas, helaas – door mijn veel te late geboorte had moeten missen. Ik verslond alles wat ik in de bibliotheek kon vinden over die geweldig spannende en opwindende tijd, bouwde schaalmodellen van spitfires en messerschmidts en besprak met mijn broer zulke gewichtige zaken als de invloed van de Russische T-34 op het ontwerp van de Duitse Panthertank. Zelfs de toch uiterst vervelende militaire dienstplicht kon mij niet genezen van mijn oorlogsobsessie. Nog altijd gaat mijn hart sneller kloppen bij de aanblik van zo'n prachtige stoet oude legervoeruigen op 5 mei, en als er voor de zoveelste keer een documentaire op de televisie voorbijkomt over de Slag om Stalingrad, wil ik die van begin tot einde zien.

Een andere, nogal storende gewoonte is dat ik mij bij elke plaats die ik bezoek afvraag: wat is hier in de oorlog gebeurd? Een tijdrovende zoektocht op het internet en in naslagwerken is het gevolg. Ik moet zelfs bekennen dat ik een vakantie niet helemaal geslaagd vind zonder de bezichtiging van tenminste één voormalig slagveld, museum, oorlogskerkhof of desnoods een halfverroeste tank op een Frans dorpspleintje. Toch vormt dat oorlogstoerisme nooit een onverdeeld genoegen, doortrokken als het is van een gevoel van diepe ambivalentie Dwalend door met prikkeldraad omzoomde forten en slenterend over de dodenakkers, word ik regelmatig overvallen door de vraag wat ik daar nu eigenlijk te zoeken heb. Waarom besteed ik mijn tijd niet uitsluitend aan vrolijke vakantiegenoegens, waarom dompel ik mij steeds weer onder in die ellendige oorlog? Ik blijf het antwoord schuldig.

Na zo'n dag van slagveldbezoek zit ik dan 's avonds wat te somberen achter een glas bier in het plaatselijk café. De grimmige indrukken waar ik mijn dag mee heb gevuld, beginnen een funeste uitwerking op mijn gemoed te krijgen, en vervuld van een diepe melancholie ga ik te bedde. 's Nachts droom ik hoe ik over het niemandsland ren en in een storm van granaatvuur verdwijn.
Dan neem ik mij voor nooit meer op oorlogspelgrimage te gaan. Maar een onweerstaanbare kracht trekt mij steeds weer naar die plekken waar de aarde doordrenkt is van bloed en het lawaai van het oorlogsbedrijf nog nagalmt: Arnhem, Bastogne, Normandië, Berlijn. Het blijft altijd oorlog.

Handgeschreven wijsheden

Ik bewaar al jaren een groen schriftje met mijn ex-librisstempel op de voorkant. Er heb er in geen dertig jaar in gekeken, maar laatst nam i...