vrijdag 22 april 2016

Bemoste stenen


Terwijl de ene na de andere muziekreus geveld wordt in de kracht van zijn leven (Bowie, Prince, Eddy Wally), blijven de knoestige senioren van de Rolling Stones op wonderbaarlijk wijze overeind. Sterker nog: op Cuba stonden ze onlangs voor een slordige anderhalf miljoen enthousiaste voormalige socialisten weer eens ouderwets te rocken.

Helaas heb ik enkel een stukje van het erbarmelijk slechte voorprogramma gezien, waarin vier broze, stokoude heren wat krakkemikkige rhythm & bluesnummertjes speelden, onzeker om zich heen kijkend alsof ze zo uit het rusthuis waren weggesleurd.
Die twee kromme, als seniele circusberen rondschuifelende mannen met hun gitaren op halfzeven leken in de verte wel een beetje op Keith Richards en Ron Wood, moet ik zeggen. En die verwarde, schreeuwende kerel die de hele tijd heen en weer liep te draven alsof hij op zoek was naar de nooduitgang, die had beslist iets weg van Mick Jagger. Charlie Watts drumde trouwens op sympathieke wijze een partijtje mee met het meelijwekkende gezelschap. De bassist was vreemd genoeg dan weer een piepjonge zwarte kerel, die af en toe vol ongeloof naar zijn bejaarde kompanen keek, alsof hij maar niet begreep hoe hij hiertussen was beland.

God mag weten waarom deze stakkers op het podium waren gehesen. Waren het soms oude vrienden van de Grootste rock & rollband op aarde? De Cubanen leken het in elk geval allemaal prachtig te vinden, al klonk het in mijn oren als een buitenboordmotor die vastloopt in de modder. Ach, je kunt het ze niet kwalijk nemen, na zestig jaar muzikaal op een houtje bijten.
Jammer dat ik het concert van de Stones zelf niet gezien heb.

Handgeschreven wijsheden

Ik bewaar al jaren een groen schriftje met mijn ex-librisstempel op de voorkant. Er heb er in geen dertig jaar in gekeken, maar laatst nam i...