dinsdag 27 november 2012

Bestsellers

De aanblik van een goed gesorteerde boekhandel is voor een schrijver in spe zowel ontmoedigend als hoopgevend.

Ontmoedigend, door het besef dat men hier een glimp opvangt van een alsmaar hoger oprijzende boekenberg, het topje van een ijsberg die niet smelt maar juist aangroeit. De gedachte overvalt je als vanzelf: 'wie zit er in godsnaam nog te wachten op míjn prachtroman?' Maar al wandelend langs de tafels met hoog opgetaste bestsellers, begin je te beseffen dat die uitgeefwoede ook hoop biedt. Tallozen zijn je al voorgegaan. Waarom zou het jou niet lukken je boek gepubliceerd te krijgen bij een heuse uitgeverij?

Die gedachte wordt nog sterker als je het boek 'Vijftig tinten grijs' ziet liggen, het onbegrijpelijk succesvolle debuut van ene Erika Mitchell, die haar midlife crisis omzette in klinkende munt door een sm-kasteelroman te schrijven in mavo opstelproza. 'Boeken voor niet-lezers' noemt men dat tegenwoordig. Na muzak (muziek voor niet-muzikalen) en junkfood (eten voor niet-eters) is er een geheel nieuwe categorie gebruiksartikelen in het leven geroepen voor mensen met een gebrekkig ontwikkelde smaak.

Als er één ding duidelijk wordt door een bezoekje aan de boekhandel, dan is het wel dat ook de literatuur onherroepelijk in handen is gevallen van de marketingboeren, met hun 'formats' waar iedere auteur zonder pardon in wordt geperst. Auteurs die bovendien steeds meer worden geselecteerd op uiterlijke kwaliteiten. Ga maar eens op zoek naar een boek van een lelijke, oude schrijver: onbegonnen werk. Ze lijken wel van de aardbodem verdwenen. En waar is de tijd gebleven dat het norse paaseilandhoofd van W.F. Hermans het enige was dat de achterkant van een boek sierde? Nu glimlachen je vanaf iedere achterflap de jonge blondjes en kekke, goedgeklede mannetjes minzaam toe, geflankeerd door een gelikte verkoopbabbel.

Nee, naïeve, dagdromende debutant, knoop het beter goed in je schrijversoren: literatuur is tegenwoordig in de eerste plaats een product, dat aan de man gebracht moet worden. Ga dus maar vast 'sparen voor een nieuwe kop', om met Gerard Reve te spreken.

dinsdag 23 oktober 2012

Sart

Drie Chinezen blokkeren het kruidenrek bij de Delhaize. Luidkeels bediscussiëren ze iets. Wat, dat weet je bij Chinezen natuurlijk nooit zeker. Af en toe wordt het gesprek onderbroken door heftige lach-erupties.

Intussen probeer ik te besluiten of ik mijn Oosterse medeburgers hardhandig opzij zal schuiven om de cayennepeper te grijpen, of dat ik eerst een - vermoedelijk weer vergeefse - tocht naar de conservenafdeling zal ondernemen voor een blikje kikkererwten.

Voor ik die knoop kan doorhakken, word ik aangesproken door een van de Chinezen: 'Excuse me, we looking for sart.' barst hij uit. 'You mean salt' verbeter ik hem. De Chinees schudt het hoofd. 'No, sart: Es Ie Ar Tie' spelt hij geduldig. 'Sorry, I have no idea.' antwoord ik geheel naar waarheid en ik verleg mijn aandacht weer naar mijn cayennepeper. 'Here, look' roept een van de andere Chinezen. Hij wijst naar een opschrift op het schap: 'Thailand salt' lees ik. 'Ah, salt!' roep ik triomfantelijk en wijs naar de onafzienbare rijen keuken- en tafelzout een halve meter verderop. 'There is the salt'. Gretig rennen de Chinezen eropaf, terwijl ik mij uit de voeten maak, richting kikkererwten. 'Is this sart?' roept een van hen mij nog na, maar ik ben al op veilige afstand.

maandag 16 april 2012

Een wijntje zonder flauwekul


"Deze wijn ruikt als stenen die na een regenbui drogen in de Spaanse middagzon" schrijft de wijnkenner van het Vlaamse dagblad 'De Morgen'. Zou dat bedoeld zijn als compliment? Over diezelfde wijn: "Hij refereert licht naar kersen, met een kruidige afdronk" (of woorden van gelijke strekking: ik heb de krant niet meer). Waarom zijn wijnrubrieken toch altijd vergeven van dit soort mislukte lyriek? Een wijncursiefje lijkt wel een alibi om straffeloos dronkenmansproza te debiteren. En daarmee doel ik echt niet op het typische wijntaaltje (afdronk, body, robe, lengte etc.) waar veel mensen zo boos en overstuur van raken. Een bepaalde terminologie heb je nu eenmaal nodig om iets zinnigs over wijn te zeggen, wil je tenminste verder komen dan algemeenheden als 'lekker'. Ter illustratie daarvan de volgende anekdote.

Ik werkte nog niet zo lang in de boekhandel toen ik eropuit gestuurd werd om een fles wijn te kopen bij de naburige wijnhandel. Er kwam een auteur signeren en toentertijd kregen die niet meer dan een boekenbon en 'een lekker flesje'. Mijn wijnkennis reikte niet veel verder dan de slobberwijntjes die ik als student van de lokale supermarkt betrok: witte 'Droe Steen' uit Zuid-Afrika en goedkope Franse merlot in de bekende scheve flessen van J.P.Chenet. Lekkere doordrinkers voor elk moment van de dag, maar met serieuze wijn had het allemaal niks te maken natuurlijk.

Met de nodige schroom stapte ik dus over de drempel van de wijnhandel. Ik voelde mij net een boertje dat in de stad chique kleren gaat kopen. Binnen waren geen bordjes om enige richting te verschaffen aan de kandidaat-wijnkoper. Op de gok liep ik naar een kast en begon aandachtig wat etiketten te bestuderen. "Kan ik u helpen?" klonk het achter mij. De eigenaar keek mij een beetje verstoord aan vanachter de toonbank. "Ik zoek een rode wijn." begon ik schaapachtig. "Voor een cadeautje." Ik dacht even na of mij nog iets te binnen schoot. "lekker fruitig." voegde ik eraan toe. De wijnhandelaar bekeek mij met groeiend misprijzen. "Fruitig? Wat bedoelt u met fruitig?". Hij kwam nu dreigend op mij toegelopen. "Een fruitige wijn is een wijn die naar fruit smaakt. Kunt u wat preciezer zijn?" Ik had ineens veel spijt van mijn onbezonnen uitlating. "Ik kom nog wel eens terug." mompelde ik en verliet haastig de winkel. Bij de supermarkt op de hoek kocht ik de fles bordeaux met het grootste chateau op het etiket en keerde boekhandelwaarts.

vrijdag 23 maart 2012

Ontmaskerd

'Deze week: alle kleurlingen 5 euro korting' las ik vanmorgen in mijn ooghoek op het raam van de kapperszaak. Een dermate politiek incorrecte 'verlezing', dat ik er zelf even van stond te kijken. 'Stond' moet men niet letterlijk opvatten, want ik fietste intussen gewoon verder. Wel was ik blijkbaar zo van mijn à propos geraakt dat ik helemaal vergat op tijd rechtsaf te slaan, waardoor ik zogezegd onbewust een volkswijk was binnengereden waar ik nog nooit eerder was geweest. En zo fietste ik ineens te midden van ... net die gekleurde medeburgers ten koste van wie mijn onderbewustzijn juist daarvoor zo'n smakeloze woordspeling had gemaakt.

Ik moest denken aan een reislustige vriend, die ooit bij een Israëlisch echtpaar ging eten. Overmand door alle voedsel en vooral alle drank die hem onophoudelijk was opgedrongen, bedankte hij aan het einde van de avond zijn gastheer en -vrouw met de wat ongebruikelijke formule "Thank you for your hostility".
Ik was gewoon een beetje moe, verklaarde mijn vriend zijn slip of the tongue. Natuurlijk, maar is dat niet juist het moment waarop een ongepaste, want vijandige gedachte erin slaagt de innerlijke censor te passeren? "The ego is not master in its own house" om Freud, de bedenker van al dit moois eens (hopelijk niet ten onrechte) aan te halen.

Versprekingen en verlezingen, ze komen zo veelvuldig voor dat diezelfde Freud ze de ‘Psychopathologie des Alltagslebens’ noemde, zo lees ik op het internet. En we kunnen aan dat rijtje ook nog het verkeerd horen toevoegen.
Zo vertelde weer een andere vriend mij onlangs hoe hij als overheidsvoorlichter eens telefonisch uitleg had moeten geven aan een journalist over het oplossen van problemen met een ondergelopen tunnel in aanbouw. "We gaan duikers inzetten die onder water gaan kijken waar het lek zit" had hij geduldig uiteengezet. De volgende dag las hij in de krant: "Duitsers in de Maas op zoek naar tunnellek".
Welke journalistieke hersenkronkel verantwoordelijk was voor deze 'fehlleistung', dat zal een raadsel blijven.

woensdag 29 februari 2012

Raspende klanken

'Je accent is al aardig afgevlakt' vertrouwt de Vlaamse skimonitor me toe, nadat hij mij 's morgens in de gang van het hotel heeft begroet met een Jiskefetachtig 'goedemorgend!'. Ik heb hem zojuist bekend dat ik uit Nederland kom - alsof hij dat niet allang had gehoord. Zelf heeft hij een Groningse vriendin die al 35 jaar in Antwerpen woont en 'waar je niets meer aan kunt horen'. Die opmerking over dat afgevlakte accent is uiteraard bedoeld als compliment, want Vlamingen hebben weinig waardering voor het in hun ogen (of beter: oren) erg slordige en schurende taalgebruik van hun noorderburen.

Hoe zorg je nu dat je als enige 'Ollander in een gezelschap van pakweg honderd Vlaamse wintersporters niet te veel opvalt? Of erger nog: dat je als vervelende kaaskop wordt weggezet? Je probeert, geheel tegen je Hollandse natuur in, niet meteen je ongevraagde opinie over alles te geven. En als je dan je mond opendoet, draai je de volumeknop tot de helft terug en slik je de raspende g's en Gooische erren zo veel mogelijk in. Voor een zo bescheiden en terughoudend mens als ik - al zeg ik het zelf - is dat natuurlijk een fluitje van een cent (daarom vind ik het ook zo fijn in Vlaanderen). Maar voor veel van mijn vakantievierende landgenoten geldt dat niet. Dat kan ik hier op de skipistes dagelijks vaststellen. 'When in Rome, do as the Vandals', lijkt het motto van de Nederlander in het buitenland.

Aan raspende klanken overigens geen gebrek in deze gemêleerde Vlaamse Skikolonie. Het grote contingent Oost- en West-Vlamingen communiceert onderling onbekommerd in hun eigen ruwe taalvariant: een lepel Zeeuws, wat Fries erdoor zo te horen. Even roeren en er komt iets voor mij compleet onverstaanbaars uit. Ik voel verzet in mij opkomen: zoveel complexloze dialectsprekers, en ik mag niet eens een beetje plat Poldernederlands praten? Ach, ik houd me maar gedeisd en neem nog een pintje. Het is niet het moment om Hollander te zijn.

maandag 30 januari 2012

Fijne slogans

Muziek. Altijd. Overal. Zo luidt de lokroep van de firma Bose, createur van audiofiele systemen die zo duur zijn dat de prijzen nergens worden vermeld (geld speelt geen rol op dit niveau). Mij klinkt het eerder in de oren als een geloofwaardige beschrijving van de hel, maar daar wil ik het nu even niet over hebben.

De fijnste reclameslogans vind ik die waarmee welbeschouwd helemaal niets concreets wordt gezegd: 'Echt HEMA', 'De beste drinkers drinken het', 'Retteketet, naar Beter Bed'. Allemaal even inhoudsloze als doeltreffende reclameleuzen. Sommige zijn zo onovertroffen in hun eenvoud, dat ze wel door een echte dichter bedacht lijken, en soms is dat ook zo: Martin Veltman, geestelijk vader van het onsterfelijke 'Heerlijk, helder, Heineken', was ook de auteur van zo'n tien slechtverkochte dichtbundels.

Een goeie 'baseline' verzinnen is niet makkelijk. Neem nu de energiebedrijven. Verkopen een product waar je niks mee kan. Stroom, gas: niet cool, niet sexy - ik imiteer even het typische reclame-steno waar copywriters zich zo graag en kwistig van bedienen. De energieprijsbrekers komen nog met redelijk energieke teksten op de proppen ('Ik zeg: doen!'). Bij de rest is het futloosheid wat de klok slaat: 'Eneco energie. Mijn energie', 'Energie vraagt om energie, energie vraagt om Essent'. Ja, zo kan m'n kleine zusje er nog tien bedenken.

Alles goed en wel, hoor ik u denken, maar als jij het allemaal zo goed weet, verzin dan zelf eens iets beters! Hmm, even denken... Ja hoor, ik heb er een:
'Verheij gas en licht: betaal op tijd of de kraan gaat dicht'.

maandag 23 januari 2012

Gemeen

Soms heb ik wel eens zin om iemand te laten struikelen.
De vrouw bijvoorbeeld die midden in de kakofonie van een vol kinderspeelparadijs lopend een boek leest, als een soort geestelijke die wandelende in de tuin haar brevier leest: serene gezichtsuitdrukking; rustige, afgemeten stappen. Te midden van het oorverdovend kindergeschreeuw en -geschrei, veinst ze volledig verdiept te zijn in haar geweldig interessante lectuur - een studieboek over stempedagogiek nota bene. Af en toe werpt ze glimlachend een afwezige blik in de richting van haar kleine spruit, die ergens in de ballenbak gemangeld wordt tussen vijftien leeftijdsgenootjes.

Ik moest plotseling denken aan de jongen die ik 35 jaar geleden op de schoolsportdag daadwerkelijk pootje lichtte tijdens een partijtje softbal.
Lelijke, loensende Jeffey, pispaaltje van de klas. Maar geweldig goed in softbal blijkt ineens, en onderweg naar een glorieuze homerun. Tot ik, verveeld op wacht bij het derde honk, even onzichtbaar als lichtjes mijn voet uitsteek, waardoor de nieuwbakken sportheld met een ijselijke kreet in het stof bijt. Een gebrul stijgt op uit de gelederen van klas 5. Arme Jeffrey krabbelt vloekend en jammerend overeind en druipt af als een geslagen hond. Uit het koor van lachers komt ineens een mooi, nobel en boomlang meisje op mij af, dat mij met rood hoofd toebijt: "Waarom deed je dat nou? Dat was... gemeen!". Ik haal mijn schouders op, mompel beschaamd iets, druip op mijn beurt af. Jazeker, gemeen was ik geweest. Redeloos gemeen.

Gelukkig voor die lezende aanstellerige mevrouw heb ik haar maar niet gevloerd en bleef het bij gemene gedachten. Niks mis mee.

donderdag 19 januari 2012

Twingo-bril


Het 90ste Autosalon in Brussel is een groot succes, vertelt de nieuwslezer. Het salon? Correct: salon is een onzijdig woord in Vlaanderen. En er zijn meer verschillen. Dit grote tweejaarlijkse auto-evenement is enigszins vergelijkbaar met de AutoRai in Amsterdam, maar trekt twee keer zo veel bezoekers en het schijnt er nog een stuk gezelliger te zijn ook.

Die hoge bezoekersaantallen zijn eenvoudig te verklaren: Belgen kopen veel meer nieuwe auto's dan Nederlanders. En dat verklaart weer waarom ik in Antwerpen op ongeveer elke straathoek op enorme billboards stuit met dit soort vreemdsoortige teksten:

'Vreugde is BMW'
'Bekijk het leven door een Twingo-bril!' (geen tuin? geen onkruid!)
'De nieuwe Lancia Ypsilon: zeg nee tegen de eentonigheid!'

Eentonig is het zeker, steeds diezelfde behoorlijk kinderachtige reclames. Vooral de kleinere middenklassers zijn net speelgoedauto's op mensengrootte, met hun bolle smoelwerk en loensende koplampen. Allemaal op dezelfde tekentafel ontworpen en door dezelfde windtunnel gejaagd, zo lijkt het (en het is ook echt zo geloof ik). Dat maakt het best wel heel moeilijk om opgewonden te raken van de nieuwe Lancia Ypsilon, hoe hard de reclamejongens ook nee zeggen tegen de eentonigheid.

Zeker niet eentonig is het verkeer in dit land. De rijstijl van de gemiddelde Belg kun je gerust als sportief omschrijven, met uitschieters naar roekeloos. Zodra hij zijn eigen straat uit rijdt, is het gedaan met zijn spreekwoordelijke gemoedelijkheid en vriendelijkheid, en drukt hij het gaspedaal diep in om het niet meer los te laten, of toch zo weinig mogelijk heb ik de indruk. Dat leidt natuurlijk tot de nodige brokken en een toppositie in de ranglijst van landen met de meeste verkeersslachtoffers. Maar misschien moet ik het wat meer door een Twingo-bril bekijken: geen veilig verkeer? lekker doorrijden!

maandag 9 januari 2012

K'heb getwijfeld over België...

Toen ik als kind met mijn familie op vakantie ging, was België vooral een nogal saaie en zo snel mogelijk te overbruggen strook land die ons scheidde van ons geliefde Frankrijk. Ik kan mij niet herinneren dat wij er ooit zelfs maar voor heel eventjes zijn gestopt.

Eén keer maar hebben wij België echt bezocht. Met de gehele familie togen we voor een weekendje naar Brussel. Daar werden we ontvangen door een erg aardig Franstalig echtpaar, dat ons bereidwillig rondleidde door de stad; ik geloof dat de gastheer een soort zakenrelatie van mijn vader was. Ik vond die twee Belgen geweldig interessant en exotisch, met hun on-Nederlandse kleren - hij droeg een hoed meen ik, en een bruin jasje op een zwart, fluwelige vest, zijn eega was een en al weelderige bontjas - en het vreemde, amandelachtige luchtje dat om hen hing.
We verbleven in een hotel dat helaas gelegen was aan een van Brussels drukste wegen, pal boven een van Brussels drukste kruispunten, zodat mijn broer en ik de halve nacht slapeloos uit raam hingen en het verkeer beneden observeerden.

Mijn volgende verblijf in België bracht ik door in Neufchâteau, een weinig opwindend plaatsje in de al even weinig opwindende Ardennen. Met het typische gebrek aan zelfkennis van een 17-jarige had ik besloten om juist daar, bij wijze van experiment, een hele week in mijn eentje te gaan kamperen. Vier dagen lang sprak ik geen levende ziel, lag de godganse dag op een halflek luchtbed 'Bij Nader Inzien' van J.J. Voskuil te lezen, en nuttigde 's avonds voor mijn ondermaatse tent het klassieke maal der armlastige kampeerder: witte bonen in tomatensaus uit blik. Intussen begonnen de sombere Ardense rotswanden steeds meer op mij neer te drukken... Gedreven door een onstilbaar verlangen naar menselijk gezelschap en koffie liet ik mij tenslotte maar adopteren door het barmhartige Nederlands echtpaar dat hun caravan tegenover mij had opgezet en ruim voorzien was van Douwe Egberts en zakken aardappelen.

Een jaar later bracht een compleet verregend weekje Spa bijna de doodsteek toe aan mijn 'België-beleving'. Geen wonder: ik associeerde dat land alleen maar met vierbaanswegen en druipende dennenbossen... Het mag dus een klein mirakel heten dat het helemaal goed gekomen is tussen mij en België en ik hier tegenwoordig zo geweldig gedij. Daar zijn veel Belgische bieren en stedentrips overheen gegaan. En ontmoetingen met sympathieke Belgen natuurlijk.

Handgeschreven wijsheden

Ik bewaar al jaren een groen schriftje met mijn ex-librisstempel op de voorkant. Er heb er in geen dertig jaar in gekeken, maar laatst nam i...