maandag 4 november 2013

Hop paardje, hop!



Laatst gingen de kinderen een ritje maken op de pony van een vriendinnetje. Ze vochten bijna om het dier te mogen berijden. Het brave beest bleef zelf stoïcijns onder alle drukte. Ik stond erbij en keek ernaar, op eerbiedige afstand.

Mijn verstandhouding met dit edele dier is ooit uitstekend geweest. Als ondernemende  kleuter ging ik regelmatig op verkenning in de omgeving.  Meestal onderschepten mijn ouders of buren mij voordat ik de straat uit was. Een keer werd ik teruggevonden aan de rand van een weiland, ver van huis, waar ik stond te praten tegen een paard dat aan de andere kant van het prikkeldraad geduldig toehoorde.

Het moet een jaar of twee later zijn geweest, dat mijn vader ons meenam naar de paardenmarkt in het dorpscentrum van Zuidlaren, een jaarlijks evenement dat toentertijd bekend was in heel Europa. Het was donker en koud. Overal waren boeren gehuld in dikke overjassen druk met elkaar in gesprek, sigaar in de hand. We volgden onze vader blauwbekkend langs de aan lange touwen vastgemaakte hippische koopwaar. Toen passeerden we twee dampende trekpaarden met poten zo dik als knotwilgen, waarmee ze af en toe eens stevig op de grond stampten.
'Je mag er best even op zitten', zei mijn vader tegen mij. ‘Nee hoor’, zei  ik, ervan overtuigd dat mijn tenen terstond geplet zouden worden. Maar mijn vader  begon me al met zachte dwang in de richting van de vreeswekkende knollen te duwen. ‘Ze doen niks!’ zei hij iets te luid, duidelijk geërgerd door mijn bangigheid en daardoor waarschijnlijk des te vaster van plan om me op de rug van een van de kolossen te hijsen. Pas toen ik onbedaarlijk begon te krijsen, gaf hij het op.

Uiteindelijk ben ik toch nog op een paard beland, jaren later tijdens een vakantie in Wales. Ik kreeg het ogenschijnlijk sloomste en  - onder het gewicht van de honderden toeristen - meest doorgezakte exemplaar toegewezen. Nauwelijks had ik mij in het zadel gehesen of het beest ging er in gestrekte draf vandoor. Mijn paniekerige gesjor aan de teugels zette hem (of haar, daar wil ik vanaf zijn) alleen maar aan tot nog grotere vaart, zodat ik als een rodeorijder op en neer stuiterde in het zadel. Pas na een minutenlange dollemansrit over de heuvels werd ik door een begeleider gered. Zodra het beest tot stilstand was gebracht, liet het zich op de grond vallen, mij op een haar na verpletterend onder zijn logge paardenlijf. Vergenoegd rolde de vierbenige vriend door het stof als een varken door de modder. 

Tegenwoordig krijgt elke viervoeter een vriendelijke aai over zijn snuit van mij. Maar evenmin als ik vrijwillig een leeuwenkooi instap, peins ik er nog over om op een paard te gaan zitten.

woensdag 14 augustus 2013

Bach voor beginners

In de zomer van 1979 fietste ik naar een keurige platenwinkel in het al even keurige Hillegersberg en kocht mijn allereerste singletje: Highway to Hell van AC/DC. Thuisgekomen legde ik het kleinood direct op de dure Luxman platenspeler van mijn vader. Terwijl ik en mijn toegesnelde broer grijnzend de verrukkelijke muzikale aardbeving over ons heen lieten komen, kwam mijn vader de huiskamer binnen. Met duidelijke weerzin nam hij het tafereel in zich op.
'Wat is dit voor iets verschrikkelijks?', vroeg hij, terwijl hij een bezorgde blik wierp op zijn platenspeler, want hij koesterde een vage vrees dat het afspelen van rockmuziek schadelijk was voor de naald. 'Te gek, toch?' zei mijn broer, terwijl de hakbijlgitaren van de gebroeders Young eendrachtig doorramden. Hoofdschuddend verliet mijn vader de kamer.

Mogelijk legde dit voorval de kiem voor zijn merkwaardige idee om mijn broer en mij samen naar een uitvoering van Bachs Brandenburgse Concerten te sturen in de Rotterdamse Doelen. We waren inmiddels een jaar ouder en nog verder afgedwaald van de ernstige diepten van zijn geliefde klassieke muziek. Hij moet gedacht hebben dat onze muzikale opvoeding alleen nog te redden was door een hardhandige duw in de juiste richting.
Behalve twee toegangskaartjes kregen we geld mee om na afloop iets te gaan drinken. 'Ik vertrouw erop dat jullie echt gaan en niet meteen het café in duiken', zei mijn vader, daarmee ons beider gedachten radend.

Een beetje gegeneerd namen wij die avond plaats in de Rotterdamse muziektempel. Het voelde alsof we zonder onze ouders naar de kerk gingen: iets wat je eenvoudigweg niet vrijwillig deed op onze leeftijd. Een kwartier nadat het orkest had ingezet, fluisterde mijn broer in mijn oor: 'Kom, we zijn weg'. Ik knikte, al vond ik de muziek eigenlijk wel mooi, afgezien van dat almaar dooremmerende klavecimbel.
Even later zaten we ons drinkgeld op te maken in een café aan het Doelenplein, opgelucht maar (ik althans) ook een beetje beschaamd. Waren wij ontaarde cultuurbarbaren, gespeend van iedere goede smaak?

Toen we thuiskwamen, vroeg mijn vader gelukkig niet hoe het geweest was. Ik ging meteen naar mijn kamer, zette de koptelefoon van mijn cassetterecorder op, drukte op play en ging op bed liggen.

'And I'm going down, all the way down
I'm on the Highway to Hell'



zaterdag 29 juni 2013

Moord en doodslag



Na The Killing 3 hadden we, echte serie-junkies die we inmiddels zijn, last van ernstige ontwenningsverschijnselen. Daarom kijken we nu naar Luck: verwikkelingen rond de paardenraces, met karakterrollen van onder meer good old Dustin Hoffmann en Nick Nolte. 
     Aflevering één voltrok zich naar onze volle tevredenheid. Interessant gegeven, zorgvuldig gemaakt, goed geacteerd, maar: geen moorden. Na een strikt dieet van Scandinavische thrillers, Dexter en de motorbende-serie Sons of Anarchy is het weer wennen aan het gewone filmuniversum, waar niet per aflevering minstens vijf mensen over de kling worden gejaagd. In Luck is het enige dodelijk slachtoffer tot nu toe een paard, dat tot ontzetting van mijn eega tijdens een race zijn been breekt en wordt afgemaakt. Zielig, en ongeschikt om de filmische bloeddorst te lessen.  
     
Gelukkig is er nog Endeavour, waarin een piepjonge Morse met speels gemak moorden oplost alsof het rebussen zijn. Hier niet het lugubere kat-en-muisspel met een belgrage, pedante seriemoordenaar zoals in The Killing, maar rechttoe-rechtaan misdaden, begaan uit jaloezie, hebzucht en andere gewone menselijke motieven.     
     Wat Lund en Morse junior gemeen hebben, behalve hun onderontwikkelde privéleven, is hun humorloosheid; als ze al eens een grapje maken, is het meestal onbedoeld. Die eigenschap delen ze trouwens met hun opponenten. Vreemd genoeg zijn de lijkschouwers dan weer een tikkeltje frivool; er kan altijd wel een grapje of kwinkslag af aan de snijtafel.
      Wat mij nog het meest bevalt aan Endeavour - afgezien van de fijne, oubollige Engelse sfeer - is dat de hoofdrolspelers niet zoals in The Killing in schemerige, graftombe-achtige ruimtes hun werk moeten doen, noch met een zaklampje door kelders achter de moordenaar aanrennen, schijnbaar onkundig van het bestaan van zoiets als een lichtschakelaar. Lass die Sonne scheinen!

woensdag 12 juni 2013

Voetbalparia's



De zoon van mijn eega spaart voetbalplaatjes. Op dit moment spelers van de ‘Tjempjens Liek’, maar eerst had hij een assorti collectie spelers uit de voetbalprehistorie. Daar zat aardig wat vergane glorie bij, spelers die op de mestvaalt van de voetbalgeschiedenis zijn beland, om het zo maar eens te zeggen.

Heel toepasselijk zag ik laatst op de tv een herhaling van een oude documentaire over drie vroeg uitgerangeerde jonge profvoetballers. Zowel hun talent als hun geluk waren de jonge baltovenaars op onverklaarbare wijze kwijtgeraakt, een beetje zoals een spiritistisch medium soms ineens zijn gaven verliest en als een gewone sterveling verder door het leven moet. Pure pech. 

Je zag hoe een  aalgladde spelersmakelaar tevergeefs probeerde de jonge voetbalparia’s, als kreupele kalveren, nog aan een tweede- of derderangs club te slijten voor het scheiden van markt. Intussen mochten ze gelukkig een beetje meetrainen met het tweede elftal van ‘De Weidevogels’ om in conditie te blijven. Tot overmaat van ramp was bij twee van de belegen voetbalwonderkinderen ook nog eens hun vrouw weggelopen, wat best te begrijpen valt, want op zo’n manier is er natuurlijk geen lol meer aan om spelersvrouw te zijn. 

Voor de contrastwerking werden deze loopbaanduikvluchten afgezet tegen de glanscarriere van Royston Drenthe, toen nog spelend bij Real Madrid. Maar inmiddels is ook hij al ver afgezakt naar de periferie van ‘de voetballerij’, en trapt nu tegen een bal ergens in de binnenlanden van Tsjetsjenië; als ik het goed heb.

Het vergaat deze jongens een beetje zoals mij wanneer ik aan een voetbalpoule meedoe: na een week is mijn zogenaamde sterrenteam  bijna geheel van de kaart geveegd: iedereen geblesseerd, uitgeschakeld of nooit opgesteld, en ik bungel ergens onderaan in de poule. Pure pech natuurlijk

zaterdag 9 maart 2013

Hector

Eén van mijn grootste frustraties is dat ik zo'n groot talent heb voor het vergeten van namen. Als het geheugen een kapstok is, dan zijn namen voor mij die gladde jassen die steeds weer op de grond vallen. En dat terwijl ik het zelf erg waardeer als iemand míjn naam heeft onthouden.

In mijn allereerste baan had ik een erg dynamische chef die daar een truc voor had bedacht. Vanaf het moment dat hij iemands naam kende, begon hij die onmiddellijk achter iedere zin te plakken die hij tot die persoon richtte. De kans dat hij nog ooit een naam zou vergeten, was zo tot een verwaarloosbaar minimum gereduceerd. Zijn assistent had dezelfde gewoonte ontwikkeld, wat hun conversatie een absurdistische toets gaf:
'Goedemorgen, Eric'
'Goedemorgen, Marco.'
'Mag ik je iets vragen, Eric?'
'Natuurlijk , Marco.'
Dat kon zo soms wel een kwartier doorgaan.

Zo'n namen-handicap leidt onherroepelijk tot lastige situaties. Toen ik in Leiden studeerde, zag ik op een dag een goede vriend voorbij fietsen op het Rapenburg. Mijn mond ging open om een naam te naam roepen die ik al vijf jaar dagelijks uitsprak, maar die nu weigerde te komen. Seconden lang stond ik daar als een figurant die zijn enige regel tekst vergeten is. Toen was de naam terug, maar de vriend weg. Ik heb het hem maar niet verteld, want zelfs de beste vriendschap is tegen sommige dingen niet bestand.

Gelukkig worstelen meer mensen met dit probleem. De 9-jarige dochter van mijn eega had op school geleerd over ene Hector. Wie mag dat dan wel wezen, wilden we weten. 'Hector was een slechte man uit Duitsland', vertelde ze gretig. Ja, Hector kenden we, maar die kwam toch uit Troje? 'Hector was de baas in Duitsland. Door hem kwam er oorlog', ging ze verder. Nu begon er iets bij ons te dagen. 'Hij gaf de Joden overal de schuld van', besloot ze haar uitleg. 'Je bedoelt denk ik Hitler', zei ik. 'Oh ja, Hítler!', zei ze giechelend.

donderdag 7 februari 2013

Beste Oom Donald

Ik moet als kind niet van het bestaan van kopieermachines hebben geweten. Dat leid ik af uit mijn recente herontdekking van 10 dichtbetikte velletjes papier, bevattende de 'Donald Duck story', een geschiedenis van de Donald Duck-strip en zijn belangrijkste maker Carl Barks, alles met twee vingers overgetypt uit een bibliotheekboek. Is er een betere illustratie denkbaar van oprechte genegenheid voor de opvliegendste eend ter wereld dan dit trouwhartig monnikenwerk?

Ik heb zelfs tot tweemaal toe geprobeerd om in correspondentie te treden met Oom Donald. Mijn eerste brief begon met veel gefleem en stroopsmeerderij, om pas in de laatste regels de ware reden van mijn schrijven prijs te geven: was er wellicht een vacature beschikbaar voor een jonge striptekenaar? Mijn toenmalige leeftijd - tien jaar - hield ik wijselijk nog even achter. Dat deze stoutmoedige brief onbeantwoord bleef, kan aan de adressering gelegen hebben. Die was met 'Walt Disney Studios, Amerika' aan de summiere kant. Ook de frankering middels een postzegel van 45 cent was niet riant te noemen. Een maand later kwam de brief vuil, verkreukeld en vol indrukwekkende stempels retour afzender.

De volgende poging, twee jaar later, had meer succes. Ditmaal was ik zo pienter geweest Donald te benaderen via de burelen van zijn eigen Vrolijk Weekblad in Haarlem. Een antwoord liet dan ook niet lang op zich wachten.
'Beste Arno,' begon de brief. 'Dank je wel voor je ontzettend lange brief. Ik vind het heel erg leuk om zulke lange brieven te ontvangen.'
Zelfs op die leeftijd voel je de onwaarachtigheid van zo'n bewering al haarfijn aan. In mijn brief had ik blijkbaar ongezouten kritiek geleverd op de koers van het weekblad Donald Duck, want ietwat verongelijkt gaat het aldus verder: 'Ik ben het niet helemaal eens met jou (sic) veronderstelling dat Donald Duck helemaal gaat vernederlandsen. Iedere week zijn er meestal drie pagina's Nedelands (sic) stripgebeuren en de rest is altijd Amerikaans.' Mijn geklaag was duidelijk tegen Oom Donalds zere poot geweest, want hij dramt vrolijk door: 'Het is niet helemaal waar dat de Walt Disney figuren geheel in handen van Nederlandse striptekenaars zijn gegeven. De meeste verhalen komen uit Amerika of Denemarken.'

Sta mij toe, eigenwijze eend, om jou na 35 jaar van repliek te dienen bij monde van je eigen neefjes:
Kwik: 'Denemarken, Oom Donald?'
Kwek: 'Maar u zei toch net'
Kwak: 'dat de rest altijd Amerikaans was?'

woensdag 30 januari 2013

Echte man

De hedendaagse man heeft het niet gemakkelijk. Nog maar twee generaties geleden werd hij als vanzelfsprekend gecast in de rol van gezinshoofd en kostwinner. Waren de kinderen wat te rumoerig, dan gaf hij een slag op de tafel en de rest van de avond kon hij rustig de krant lezen.

Niet alleen die soevereine positie is hem ontnomen, maar binnenkort is hij zelfs voor de voortplanting niet meer nodig. Met behulp van kunstmatig sperma uit menselijke stamcellen kan bijvoorbeeld een lesbienne straks haar eigen partner bevruchten, al zal het door het ontbreken van een Y-chromosoom wel altijd een meisje worden. Dubbele vreugd dus voor doorgewinterde mannenhaters, die meteen maar het bestaansrecht van het hele verschijnsel man in vraag stellen: wat heb je aan zo'n testosteronfabriek, als hij nergens voor dient? Oorlog voeren, vrouwen en kinderen mishandelen en bushokjes vernielen, dat is het enige waar hij goed in is. Opgeruimd staat netjes!

Zou het waar zijn? Moet de man oude stijl vrezen voor zijn voortbestaan?
Of gaat hij onontkoombaar transformeren tot de zogenaamde 'nieuwe man', verplichte kost in de kolommen van de Viva, Avenue en Cosmopolitan.
Deze man versie 2.0 verandert voortdurend van gestalte. In den beginne was er de metroman: sensitief, uiterlijk verzorgd en niet bang om zijn emoties te tonen. Kortom: een beetje een mietje. Daarop verscheen de überseksueel ten tonele (type George Clooney), sexy, intelligent, maar wilskrachtig.
Blijkbaar voldeed die ook niet helemaal, want nu is het de beurt aan ... de retroman.
Hij is heldhaftig, gaat recht op zijn doel af en beschermt zijn vrouw. Hij is groot, heeft borsthaar en een dikke portemonnee. Wat doet de retroman zoal? 'Bier drinken en tijd doorbrengen met zijn vrienden.' Waar hebben we dat eerder gehoord? Met de retroman zijn we weer terug bij af: een onversneden macho zonder vrouwelijke trekjes.

De 'echte man' intussen laat dit alles volkomen siberisch. Hij gaat zijn eigen weg en laat de zoektocht naar zijn vermeende identiteit over aan de vrouwenbladen.

maandag 14 januari 2013

Zwijgen

Als ik geen Vlaamse geliefde had, zou ik vermoedelijk weinig te weten komen over dit nobele, maar van nature weinig mededeelzame volk. De Vlaming koestert zijn rol van eeuwige underdog en verschuilt zich het liefst achter een muur van discretie, hult zich in de mantel van de ironie. Wat hij echt denkt, daarover zwijgt hij meestal in alle landstalen. Vooral als hij met een Hollander van doen heeft.

Hoe anders is het hiermee gesteld in mijn geboorteland ... Over Nederlanders kun je veel zeggen, maar niet dat ze hun mening onder stoelen of banken steken. Moordkuilen treft men in ons landje niet aan, want de Nederlander lucht doorlopend zijn hart. Zijn mening slingert hij je het liefst recht in je gezicht. Opdat men hem toch vooral niet verkeerd begrijpe! Verfrissend? Als je van een koude douche houdt ...

Stamverwante broedervolken, ja. Maar daartussen gaapt toch een culturele kloof van behoorlijke diepte Dat bleek onlangs weer, toen ik in het vaderland was voor een bezoekje aan vrienden. Ik schoot de Gall & Gall in om een flesje wijn te kopen met net iets meer allure dan bij de naburige prijsbreker Bas van der Heijden te krijgen was. Bij binnenkomst werd ik luidkeels begroet door de ongeschoren verkoopmedewerker, wat je in Vlaanderen in een winkel niet snel zal overkomen (dat groeten bedoel ik; je niet scheren is er juist weer erg 'ín'). Nu word ik graag opgemerkt als ik een winkel binnenkom, dus tot zover niets aan de hand. Vlak na mij betrad echter een vaste klant het pand, waarna zich de volgende dialoog ontspon:

Verkoper: 'Heee hallo!'
Klant: 'Beste wensen!'
Verkoper: 'Jij ook de beste wensen.'
Klant: 'Lekkere wijntjes had je me meegegeven voor de Oud en Nieuw. Super.'
Verkoper: 'O ja, joh?' (typisch Rotterdamse taaleigenaardigheid)
Klant: 'Die witte was echt helemaal toppie hoor.'
Enzovoorts.

Intussen had ik mij bij de kassa vervoegd met mijn zorgvuldig geselecteerde cuvée. De ongedwongen conversatie was nog in volle gang. Slechts door de verkoper lang en indringend aan te kijken, wist ik hem er uiteindelijk toe te bewegen mijn aankoop af te rekenen. Wel praatte hij al timmerend op de kassa vrolijk verder met de vaste klant, alsof ik in het geheel niet bestond.
Stilzwijgend verliet ik de winkel.

Handgeschreven wijsheden

Ik bewaar al jaren een groen schriftje met mijn ex-librisstempel op de voorkant. Er heb er in geen dertig jaar in gekeken, maar laatst nam i...